Randall Collins: intellectuele netwerken

  • Randall Collins schetst in zijn Sociology of Pilosophies een theoretisch perspectief waarmee intellectuele netwerken kunnen worden bestudeerd. Hij onderbouwt zijn perspectief met uitgebreid empirisch onderzoek naar de ontwikkeling van intellectuele netwerken in de geschiedenis van de mensheid in China, India en het Westen.
  • Collins uitgangspunt van analyse is het interactieritueel: meerdere mensen die hun aandacht richten op hetzelfde object van handelen, dit van elkaar beseffen en een gemeenschappelijke stemming of emotie delen. De gemeenschappelijke gerichtheid en stemming kan door ontmoetingen intenser worden en het gevoel geven van een gedeelde realiteit, afgegrensd van de buitenwereld. De relatie wordt gesymboliseerd door de gemeenschappelijke focus, waar afzonderlijke actoren stilzwijgend naar kunnen verwijzen als herinnering aan hun verbondenheid.De ervaringen in interactierituelen moeten regelmatig opnieuw worden geladen om hun betekenis niet te verliezen in een nieuw gesprek of een nieuwe ontmoeting. Daar worden ook weer nieuwe symbolen geschapen.
  • Symbolen die voldoende geladen zijn met gevoelens kunnen het individu door situaties heen helpen waar de groep niet bij aanwezig is. Individuen die participeren in ketens van interactie-rituelen worden gevuld met emotionele energie afhankelijk van de mate van intensiteit van hun interactie. Deze energie laadt hen op om ook buiten de aanwezigheid van de groep betrokken te zijn en de symbolen vormen het kapitaal om het individuele denken vorm te geven. Vandaar de sterke behoefte aan een platform, waar men hoort wat er toe doet en nieuwe energie verzamelt. 
  • De intellectuele wereld is volgens Collins een enorme hoeveelheid conversatie, waarin het geheel van symbolen – het cultureel kapitaal – circuleert in directe relaties en in geschriften. Iemand is intellectueel wanneer hij wil participeren in het gesprek in ‘the hot center’, waar de ideeën de meest vereerde status hebben. De conversatie is competitief: het is een strijd ‘for ritual centrality’ door nieuwe of belangrijke ideeën te lanceren. Niet te nieuw, want ze moeten worden erkend en dus aansluiten bij de lopende conversaties en als belangrijk worden beschouwd. Men moet dus op de hoogte zijn van de lopende discussies en de symbolische ingrediënten. De ruimte aan de top is beperkt en bepaalt de kansen op succes. Veel emotionele energie aan de top komt door voorgaande ervaringen, door goede mentoren en door participatie in zogenaamde ‘core networks’. De richting wordt meestal bepaald door de organisatorische leider.
  • “Moment by moment and situation by situation, each person is moving through a continuüm of interaction rituals, real or vicarious, ranging from minimal to high intensity, which bring in a flow of cultural capital and calibrate their emotional energy up or down…Emotional energy fluctuates by local success or failure in interaction rituals, and that too depends on something beyond the individual, namely, the way one’s own cultural capital and emotional energy matches up with that of the other persons with whom one comes into contact. Opportunities for solidarity or rivalry, and for being near the hot center or off on the dim periphery, are apportioned within the network as a whole. Cultural capital flows around these networks, benefiting most those persons who have access to it while it is still new.

Op een wat andere manier zegt Collins   (Uit: Sociology of Philosophies  379 e.v.):

  1. Intellectuele creativiteit is geconcentreerd in ketens van persoonlijke contacten, waarlangs emotionele energie en cultureel kapitaal passeren van generatie naar generatie.
  2. Creativiteit komt in beweging door oppositie. Belangrijke denkers verschijnen tegelijkertijd, terwijl hun rivalen hun en hun eigen roem ondersteunen. Ketens van oppositie scheppen de inhoud van het denken, nieuwe ideeën ontstaan door de belangrijkste punten te ontkennen van een gemeenschappelijk onderwerp van gesprek. Dit gebeurt opnieuw als het niveau van abstractie verandert naar meer reflexiviteit of grotere concreetheid. Dus niet de tijdgeest, maar gestructureerde rivaliteit is de motor.
  3. De emotionele energie is geconcentreerd in het centrum van de netwerken, in kringen van personen die elkaar persoonlijk ontmoeten. De meest dynamische perioden, de gouden tijdperken van gelijktijdige innovaties, doen zich voor als verschillende rivaliserende kringen elkaar kruisen in enkele metropolen van intellectuele aandacht en debat.  (b.v. Athene en Alexandrië in de Oudheid).
  4. De wet van de kleine getallen begrenst het aantal mogelijke opposities. Het aantal creatieve scholen dat gelijktijdig haar ideeën kan overdragen naar volgende generaties ligt tussen de drie en zes.  Als externe condities dwingen tot een sterke orthodoxie, droogt de creativiteit op, als er teveel rivaliserende posities zijn, gaan sceptici het geheel ter discussie stellen en gaan synthetiserende denkers systemen construeren, en worden daarmee het aantal posities teruggebracht.
  5. De wet van de kleine getallen werkt ook als volgt: als materiële steun vermindert, wordt de ruimte in het netwerk opnieuw geordend doordat zich uitbreidende posities zich opsplitsen in rivaliserende groepen die de leeggevallen ruimte opvullen, terwijl verliezende groepen, ook die met elkaar rivaliseren, onderlinge verbindingen aangaan om zich te verdedigen. Creativiteit is er niet alleen in gelukkige tijden, maar ook als er stagnatie dreigt en er veel reflexief bewustzijn en synthetisch vermogen ontstaat en ook als het netwerk wordt gedwongen haar cultureel kapitaal te reorganiseren. De sterren zijn zij, die zijn betrokken bij de organisatorische veranderingen en zij staan dichtbij de centra in de netwerken.
  6. Omdat het intellectuele leven is gestructureerd door opposities, zijn de leidende vernieuwers vaak de conservatieven. In hun ogen verzetten zij zich tegen de institutionele en intellectuele veranderingen van hun tijd b.v. door antimodernisme en abstractie. Het zijn juist deze combinaties die vaak vernieuwend zijn.
  7. Zowel in Oost als West kunnen deze principes de ontwikkeling verklaren. De ontwikkelingen hebben geen wezenlijk ander karakter als gevolg van de verschillen in cultuur, maar volgen dezelfde principes. In het Westen kwamen  daar alleen de ‘rapid discovery science’ en de ‘research university’ bij. Zij schiepen de nieuwe reflexieve ruimte en de permanente innovatie die de moderne wereld kenmerkt .

 Collins, R. (1998) The sociology of philosophies, a global theory of intellectual change,Cambridge andLondon, The Belknap Press of Harvard University Press, 1.

Collins, Bagdad rond 800

De kaliefen van Bagdad vormden rond 800 met hun rijk bijna 100 jaar de sterkste staat ter wereld, maar het rijk was te groot, de communicatie te langzaam, er was geen zee dichtbij voor bulktransport en er waren veel crises door de grote verschillen, vooral door Iran met zijn bergen. Kaliefen moesten militairen van elders halen als tegenwicht tegen de aristocratie in de provincies. Vaak waren dit Turken, maar die vermoordden in 861 de kalief al Muttawakil. Daarna tot 870 was er een crisis met 5 kaliefen door de Turken aangesteld, waarvan er 3 werden vermoord. Vanaf 870 werden Iran en Egypte lastige belastingbetalers. Eigenlijk was er alleen controle in Irak. In Basra was een grote slavenopstand (869-883). Vanaf 920 waren er overal opstanden, vanaf 945 was  Iran machtiger.

De Islam begon als een theocratie. Het begon met de veroveringen tussen 634 en 654 vanwege het machtsvacuüm tussen Byzantium en Perzië. Vanaf 750 wordt Bagdad het centrum van de Abassiden. Na 830 wordt deze centrale macht minder. De Islam kreeg nooit een centrale kerkorganisatie. De kalief was de opvolger van de profeet en de religieus leider, maar altijd betwist. Feitelijk kwam de religieuze macht bij de ulama, de religieuze experts. De wet en de scholen die de wetten interpreteerden werden ook beheerst door de religieuze scholen. Alleen kalief Al Mamum had tussen 813 en 830 zoveel macht dat hij iedereen onder de orthodoxie (een liberale variant die de schrift niet letterlijk nam) wilde brengen (Inquisitie), maar deze werd in 848 weer afgeschaft. De hofkringen onder de kalief konden oppositie voeren tegen de religieuze scholen, maar waren erg afhankelijk van het bewind op dat moment. Toch was het een bleoitijd voor vrijdenkers en vertalers. 

Er vormden zich vier groepen intellectuelen:

  1. inheemse theologische filosofen
  2. antirationalistische schriftgeleerden
  3. importeurs van filosofie van elders
  4. sufi mystici

 

  1. Inheemse theologische filosofen

Vaak wordt gedacht dat alleen de Griekse filosofen aandacht verdienen, maar belangrijk is dat de Islamitische theologen zelf een doorbraak maakten naar de filosofie door steeds verder te abstraheren en zich zo op het gebied van de metafysica en kennisleer begaven. Eerst waren er schriftgeleerden als Hasan al Basri die zich nog ongedifferentieerd bezighield met theologie, wetgeving en als asceet ook nog eens een voorloper was van de Sufi beweging. De volgende twee generaties ontstond er een verdere differentiatie in afzonderlijke facties. Het vroege centrum van de theologie was Basra. De discussie ging over predestinatie en de vrije wil en anderzijds over de eenheid van God tegenover het dualisme en antropomorfisme. Het eerste thema ontstond rond de legitimering van het kalifaat. Zoveel geweld om aan de macht te komen, werd door de ene factie niet gezien als een Moslim waardig, anderen zagen het al predestinatie dat de kalief aan de macht kwam.  De aanhangers van de vrije wil (Mu’tazilite) werden gezien als rebellen en sommigen werden door de kalief vermoord. Rond 800 werd de vrije wil juist gepropageerd door de kalief, toen hij stevig in het zadel zat. Er waren hier ook facties met middenposities en extremen. De aanhangers van de vrije wil beweerden uiteindelijk dat God goed was. Standaarden van goed en fout waren niet willekeurig, maar God had een rationele natuur. Met dit debat over de oorsprong van de moraal zat men in de metafysica. Gods eenheid werd ingezet als argument tegen de dualisten uit Perzië (Zoroastrian en Manichaean) en de Drie-eenheid van het Christendom. Deze aanhangers van de vrije wil zochten naar bewijzen voor de eenheid van God en de schepping van de wereld. Deze rationalistische wending met rationele bewijzen, verwijderde zich van de schriftgeleerden met schriftuitleg en openbaring. Ze lijkt op de pre socratische filosofie van Heraclitus. Deze factie van de Mu’tazilite had veel invloed op de latere Joodse filosofie in de middeleeuwen. Zij werd bekend als kalam tegenover de hadith schriftgeleerden. De laatsten verzetten zich tegen persoonlijke interpretaties van wetten en de vrije wil die de macht van God beperkte en niet paste in wat in de schrift stond. De kalam nam deze passages in de Koran niet letterlijk. De Koran was geen eeuwige waarheid. Hieruit ontstond in twee generaties een school (Dirar en zijn tijdgenoot Mu’ammar ibn Abbad, Abu – l’-Hudhayl, de grote systematicus, Bishr ibn al Mu’tamir, al Nazzam kort na 800). Zij zagen één essentie en de rest waren attributen van atomen in de tijd die steeds werden herschapen. (vgl. Aristoteles). Opvallend is dat ze hier zelfstandig toe kwamen, los van de import uit Griekenland. Toen ze in de verdediging kwamen (zie 2) hadden ze toch een ruimte geopend voor de import van Griekse ideeën. Meestal wordt alleen het laatste waard geacht, maar de opening hiervoor kwam uit de inheemse theologische debatten voort.

  1. De islamitische schriftgeleerden

Zij werden geleidelijk aan conservatiever als reactie op de rationele theologen. Er waren veel lokale scholen met praktische lokale interpretaties. Slechts enkele deden mee aan de abstracte discussies. Het begon met de volgers van Abu Hanifa (de Hanifites) die nog geen hard liners waren. Malik ibn Anas in de volgende generatie in Medina (met zijn volgers de Malikites) nam een harde positie in. Een van zijn leerlingen al Shafi (met de Shafi’ites) was weer gematigder die vond dat niet alleen de Koran maar ook de hadith telde. Deze hadith werd steeds meer gecanoniseerd en ibn Hanibal (met de Hanibales) viel de rationele theologen weer aan. Hij werd gevangengezet, maar werd een held van de conservatieve hadith. Al Mamun koos voor de rationele theologen met zijn inquisitie die uiteindelijk mislukte. Onder al Rashid werden deze theologen vervolgd als reactie en werd hun hoofd Bishr al Mu’tamir gevangen gezet.

  1. De importeurs van filosofie van elders (falasifa)

Juist toen de Mu’tazilites in de verdediging kwamen werd een georganiseerde poging gedaan de Griekse wetenschap en filosofie te importeren. Er ontstond rond 800 een netwerk van vertalers en commentatoren in Bagdad. In 830 stichtte de al genoemde kalief al Ma’mum (van de inquisitie) het ‘House of Wisdom’ dat drie generaties actief bleef. De meeste leden waren geen Moslim, maar Nestoriaanse Christenen (een geëxcommuniceerde sekte die het Byzantijnse rijk had verlaten en naar Perzië was vertrokken rond 430) en enkelen waren Jakobieten (een vleugel van de Monosofieten in Syrië rond 500), sommigen waren Sabianen (oud Babylonische ster aanbidders, vaak Zoroastrians). Zij namen niet deel aan de theologische debatten in de ulama. Zij waren verbonden met het hof. Zij behoorden wel tot de intellectuelen vanwege hun toegang tot speciale teksten. Zij introduceerden wetenschap, geneeskunde en wiskunde en waren religieus neutraal. Zij boden een carrièrepad buiten de religieuze scholen aan het hof. Opvallend is dat hun latere volgers als Rhazes, Ib Sina en Ibn Rush (Averroës) dokters waren. Zij waren in het begin nog niet echt creatief in het debat, maar vooral importeurs, behalve in de wiskunde en astronomie. In de eerste generatie van het House of Wisdom was dit al-Kwarizmi van een Zoroastrische familie, die de term al-jabr (algebra) introduceerde en van wiens naam de wiskundige term algoritme is afgeleid. Hij ontwikkelde methoden voor wiskundige vergelijkingen. Een generatie later was er Sabian Thabit ibn Qurra die integraalrekenen, trigonometrie, analytische en Euclidische geometrie en Ptoleme-ische astronomie ontwikkelde. Vertaald werden Euclides, Archimedes, Plutarchus en Diophantus en Aristoteles en Galenus. Opvallend is dat de creativiteit niet kwam als er alleen Griekste teksten werden vertaald, maar juist als importen van Indiase teksten over praktische kennis deze lijn kruisten. Thabit ibn Quraa begon als geldwisselaar in Harran en al Kwarizmi een Iraniër van de de Oxus Delta, introduceerde het decimale systeem van Indiase getallen (wat Europeanen zien als Arabisch). Deze import bleef los van de debatten in de filosofie staan, maar het Griekse culturele kapitaal werd wel onderdeel van het kapitaal van Arabische intellectuelen. Al Kindi schreef een overzicht en introduceerde het Griekse denken, maar het werd niet echt overgenomen door de filosofen.

  1. De Sufi aanhangers.

Los van de leraren aan de moskee warem er rondtrekkende predikers, die ook pelgrimages hielden met intensief gebed onderweg, visionairen die dachten dat ze rechtstreeks contact hadden met het goddelijke. Zij legden nadruk op ascetisme, eenvoud en celibaat, maar ze vormden geen kloosterorde (wel een spirituele gemeenschap gesticht door al Ghazali in Perzië). Later werd het een massabeweging van leken.  De nadruk lag op de persoonlijke beleving (los van de publieke rituelen, zoals het dagelijks gebed en de tocht naar Mekka). De schriftgeleerden zoals de radical Ibn Hanbal polemiseerden hiertegen. Hierdoor werd als reactie het Sufisme steeds meer een mystieke beweging. De beroemde al Hallaj had persoonlijk contact met Rhazes en debatteerde met de Mu’tazilites. Ze zijn in het debat overal terug te vinden.

Rond 900 kwamen er dominante figuren als al Farabi en al Ash’ari; Saadia de eerste grote Joodse filosoof en veel anderen waaronder Abu Bakhr al-Razi (Rhazes). Vooral dokters debatteerden veel in het publiek (zoals bij de Grieken) Vooral Galenus en Aristoteles waren impulsen. Zij legden de basis voor Ibn Sina twee generaties later. Al Farabi was een van de weinige moslims in deze groep, hij deed veel aan de islamitische interpretatie van Griekse werken, met name Plato’s republiek. Hij deed dit wel heel voorzichtig om geen aandacht van de schriftgeleerden te trekken.  In deze tijd waren de Zoroastrians al gemarginaliseerd, de Sabianen bekeerd, de Christenen onder druk gezet. Ibn al-Rawandi was de grootste vrijdenker die wetenschap boven religie plaatste. Al- Ash’ari nam een meer conservatieve positie in en sloot zich aan bij de hadith.

Kaliefen:

  • Al Mansur (754-775) met generaal Abu Muslim in 755 gedood, secretaris Hn al Muqaffa. Bouwde nieuwe hoofdstad in Hero (811)
  • Al Mahidi 775-785
  • Al Rashid (Harun) (786-809) zoon van Al Mansur. Zijnvizier Yasya en zijn zoon Jafar hadden veel macht. Ook zijn moeder Khayzuran (d.789) en vrouw Zubayda. Bouwde nieuwe hoofdstad in Ragga (796-806)
  • Al Amin 809-813  (zoon); 811-813 burgeroorlog
  • Al Manum  mecenas, liet Grieks vertalen; kreeg tijdelijk Khurasan als genie; House of Wisdom (830) verslaat met generaal Tahir zijn broer Al Amin
  • Al Mutasim (833-842). Hij bouwde nieuwe hoofdstad al Samara
  • Al Wathiq (842-847) zoon
  • Al Matawakkil (847-861) broer
  • Al Mutamid
  • Al Mwaffag (879-883) Verslaat slaven in Basra.
  • Al Mutadid (892-902) Bagdad weer hoofdstad.
  • Al Muqtadir (908-932). Zijn moeder Shagal of al Sayyida veroorzaakte veel problemen.

 

Collins (kort)

Volgens Randall Collins moet voor het ontstaan van een bloeiperiode van intellectuele creativiteit aan drie voorwaarden worden voldaan. De eerste is voldoende steun vanuit een gemeenschap aan het werk van een kring van geleerden. De tweede is voldoende dichtheid van de kring om elkaar te kunnen ontmoeten en daarmee emotionele energie te vergaren om ideeën in afzondering verder te ontwikkelen. De derde is voldoende wedijver om innovatief denken te stimuleren, voldoende volgelingen over meerdere generaties en denkers die een synthese maken van het gedachtegoed om de ideeën door te geven en verder te ontwikkelen. Uiteindelijk blijven er altijd maar enkele denkers over die bekend worden. Zij zijn degenen die kans zagen een positie in het centrum van de kring van geleerden te bemachtigen, waar de ideeën werden uitgewisseld die er op dat moment toe deden. De mondelinge uitwisseling is essentieel, omdat zij de emotionele energie levert voor concentratie en innovatie. Steun van financiers en beschermers is nodig, als men niet in eigen levensonderhoud kan voorzien of de eigen veiligheid kan waarborgen. Innovatie uit zich in ideeën met een hoger abstractieniveau met meer afstand van angsten en primitieve drijfveren en controversen drijven de ontwikkeling voort.