Robert Jay Lifton en Hans Keilson

Lifton was een van de grote pioniers en nam deel aan de Task Force voor de DSM in 1980, waar PTSS werd erkend. Hij schreef 20 boeken.

Lifton over cults die want to destroy to save the world

https://www.youtube.com/watch?v=8yDoPD5GeCE

Een citaat uit een interview met de wereldberoemde psychiater Robert Jay Lifton, militair psychiater in de Koreaoorlog, grondlegger van de erkenning van PTSS en onderzoeker naar de slachtoffers van Hiroshima. Dat laatste onderzoek deed hij in 1962. Hierover het volgende citaat uit een interview met hem op latere leeftijd:

Lifton beschrijft de achtergrond van zijn studie als volgt: This was 1962. And I did that. Isn’t that I became, say, anti-nuclear because I learned what was going on, what happened in Hiroshima; it was kind of the reverse. I had been at Harvard for number of years and I became a close friend to David Riesman, a great sociologist who as the first American faculty person to be an adviser to an antinuclear group. And we formed a little newsletter that he mostly did, talking about the American shelter-building craze and some of the absurdities of strategic declarations about fighting and winning nuclear war. Well, one of the favorite moral questions of that time was, if you saw your neighbor coming to your shelter where he might use up some of the valuable oxygen there, should you shoot him? And I thought there’s something wrong with the society where that’s one of its main moral questions. It was because of my deep concerns about nuclear weapons that I went to Hiroshima. And then I was astounded in Hiroshima to find that nobody had really studied it. I mean, that was a real insight of a kind of its own. People resisted it. And also the Japanese were so overwhelmed by it, some came to help but it was hard to study it in that kind of atmosphere… the combination of my being a Jew and the Holocaust and its influence on my life very early on affected my way of responding to nuclear weapons and the Hiroshima experience. These are very different events, but they’re both massively destructive and deeply dangerous to humankind, and really to the continuity of all human life

Het hele interview: http://globetrotter.berkeley.edu/people/Lifton/lifton-con2.html

 

Hans Keilson

In Nederland deed de psychiater Hans Keilson in 1979  een grondig onderzoek naar de psychogenese van trauma’s bij joodse weeskinderen.[1] Hij onderscheidde drie sequenties in de traumatische situatie: de eerste stappen in de vervolging, het verblijf in concentratiekampen of op een onderduikadres en de periode na de oorlog met alle moeilijkheden rond het terugvinden van een plaats in de samenleving. Hiermee kon hij het gehele vervolgingsproces in de conceptualisering van het psychisch trauma integreren, een onderneming waar Elie Cohen in 1952 al aanzetten toe had gegeven.[2]

De eerste traumatische sequentie bestond achtereenvolgens uit de bezetting van Nederland door de Duitsers, de afbrokkeling van de rechten, het dragen van de jodenster, de aanval op de waardigheid en integriteit van de familie, de vernietiging van het economisch bestaan, isolering ten opzichte van de niet-joodse omgeving, het plotseling verdwijnen van verwanten en het verlies van de eigen vertrouwde omgeving. In Nederland kwam dit extra hard aan, omdat de joodse gemeenschap hier eeuwenlang burgerrechten had genoten en zich tot een zelfbewuste gemeenschap had ontwikkeld. In de tweede traumatische sequentie was er de deportatie of onderduik, waarbij de kinderen vaak van de ouders werden gescheiden. De ontwikkeling van de kinderen in de vorm van spelen, leren en schoolbezoek werd afgebroken en ze werden overgeleverd aan vreemden, wat zeer belastend was. Bij onderduik leidde de angst voor ontdekking en het geheimhouden van naam en identiteit voortdurend tot spanning. De derde traumatische sequentie, die begon met de terugkeer, was eveneens ingrijpend. De vervolgden kwamen in een andere wereld dan de wereld die ze verlaten hadden. Er ontstonden nieuwe spanningen, die verschillende oorzaken konden hebben: confrontatie met de dood van ouders of familie, moeilijkheden met de regeling van opvang en voogdij, de noodzaak de leerachterstand in te halen, confrontatie met het leed met mensen die zelf waren beschadigd. Ondanks overeenkomstige patronen in de opeenvolging van de drie sequenties waren de psychische gevolgen door uiteenlopende ervaringen zeer divers.[3]

De conceptualisering van trauma’s door vervolging die Keilson ontwikkelde, vormde een belangrijke bijdrage aan de kennisvorming met betrekking tot het ontstaan van psychische trauma’s bij zeer ingrijpende schokkende gebeurtenissen. Keilson liet zien hoe verschillende traumatiserende gebeurtenissen in elkaar grepen en hoe complex de reacties waren. Zijn bijdrage zou ook internationaal veel waardering krijgen.

 

[1]Keilson, H. (1979) Sequentielle Traumatisierung bei Kindern, Stuttgart, Ferdinand Enke Verlag.

[2] Voor Keilson had het lang geduurd. Als consulent van Le-Ezrath Ha-Jeled, die kinderen begeleidde onder haar voogdij, had hij in de jaren vijftig al een aanvraag voor onderzoek ingediend bij ZWO. De aanvraag werd afgewezen vanwege de onsystematische  aard van het onderzoeksmateriaal. Door een promotie-stafplaats bij de kinderpsychiatrische kliniek onder leiding van Frijling-Schreuder kon hij het onderzoek in de jaren zeventig alsnog doen. Mock-Degen (1980), 292.

[3] In een interview met Ralf Syring in de Groene Amsterdammer (4 jan. 1995) liet Keilson zich voorzichtig uit over de mogelijkheden van therapeutische behandeling: “Het zou van grootheidswaan getuigen om te denken dat we de gevolgen van een zwaar trauma kunnen genezen. Het enige wat we kunnen doen, is de mensen helpen hun verwondingen te dragen en te integreren in hun leven op een dusdanige manier dat voor hen het leven nog waard is te worden geleefd”.

 

 

 

 

Robert Jay Lifton: de kracht van extreme situaties

Extreme situaties is het onderwerp waar Robert Jay Lifton zich zijn hele leven mee bezig hield. Hij is een van de bekendste  Amerikaanse psychiaters, nu reeds 87 jaar. Hij heeft er indertijd voor gezorgd, samen met zijn collega Chaim Shatan, beiden uit New York, dat PTSS officieel werd erkend  in de DSM.  Hij interviewde de slachtoffers van Hiroshima, hielp talloze Vietnamveteranen, interviewde een aantal nazidokters, een aantal sekteleiders en schreef over mensen die willen doden om een betere wereld te stichten of het einde der tijden dichterbij te brengen (meestal allebei). Hij schreef twintig boeken en talloze artikelen. Zijn memoires hebben de titel “Witness of an extreme century”.

Zijn interesse ging op de eerste plaats uit naar de gevolgen van de druk die een extreme situatie op mensen kan hebben.  Volgens hem kunnen mensen zich ten goede of ten kwade ontwikkelen afhankelijk van de druk die op hen wordt uitgeoefend. Wanneer deze druk extreem is zie je afhankelijk van de situatie:

  • Een onuitwisbare indruk
  • Schuldgevoel waarom jij nog leeft, terwijl anderen het niet hebben gered
  • Verdoving, niet kunnen voelen, omdat de pijn te erg is
  • Verlangen naar hulp maar deze tevens afwijzen, omdat de confrontatie opnieuw met de eigen kwetsbaarheid te bedreigend is
  • Een hevig zoeken naar betekenis, naar de zin van wat er gebeurt of is gebeurd

Extreme situaties komen voor door natuurlijke oorzaken, maar vaker en vaak nog heftiger door menselijk toedoen, in het bijzonder als mensen een totale claim leggen op anderen. Overgeleverd aan deze willekeur kan zorgen voor extreem lijden. Wanneer de druk wordt uitgeoefend om extreme gewelddaden te verrichten ook tot enorme wreedheden. Slachtoffer en dader zijn dus vaak beiden mensen die staan onder extreme druk van de situatie waarin ze verkeren of hebben verkeerd. Nazidokters waren vaak gewone mensen, die onder druk tot hun handelen kwamen. Slechts weinigen waren echte sadisten.

Om het risico op lijden of daderschap te verminderen, is het daarom nodig grondig na te gaan hoe extreme situaties ontstaan en hoe deze kunnen worden vermeden. De urgentie tot het vermijden wordt pas gevoeld, wanneer mensen grondig beseffen waartoe mensen in dit soort situaties in staat zijn als dader en welke ondraaglijke pijn zij er aan kunnen overhouden als slachtoffer.

De beste sociologische analyses gaan over extreme en bijzondere situaties, zoals van Erving Goffman, die de extreme omgeving van kloosters, kostscholen, inrichtingen, kazernes, gevangenissen, strafkampen en gesloten gemeenschappen onderzocht. Op basis van zijn conclusies zijn veel maatregelen genomen om deze omgevingen te veranderen. Helaas is de les weer vergeten bij het langdurig opsluiten van gevangenen, waar maar al te licht over wordt gedacht.

Risico’s die kunnen leiden tot extreme gebeurtenissen, zoals rampen of geweld, horen echter ook bij het leven. Elk risico willen uitsluiten leidt alleen maar tot een angstige samenleving. Mensen in riskante beroepen, zoals militairen, politieagenten, brandweerlieden of hulpverleners van agressieve patiënten bijvoorbeeld, lopen gewoon risico’s. Een alternatief is om in die beroepen alleen die risico’s in stand te houden, waar mensen bewust voor kiezen. Dat blijft echter moeilijk inschatten en niemand weet, hoe goed getraind en geselecteerd ook, wat hij er op de lange duur aan over houdt. Er is dan vaak geen andere weg dan het reduceren van de risico’s en goed beseffen waar de risico’s schuilen.

Vaak is dit risicobesef bij het grote publiek nogal irrationeel: grote risico’s worden klein ingeschat, kleine risico’s die erg aanspreken, worden veel te hoog ingeschat. Hier is nog veel te bereiken. Inzicht in de gevolgen van extreme situaties en wat er aan die gevolgen te doen is, is essentieel. Goed letten op de hierboven genoemde vijf punten van Lifton en mensen hiervan doordringen is denk ik een bijdrage aan het denken, die nog sterk wordt onderschat. Grondige studies op dit gebied worden te weinig gelezen.

 

 

Abraham Kardiner

De Eerste Wereldoorlog gaf psychiaters in de Verenigde Staten een nieuwe missie en nieuwe machtskansen. Vooruitstrevende psychiaters zouden de rol van omgevingsstress en trauma’s een grotere plaats gaan geven in een nieuwe dynamische psychiatrie, die zich na de oorlog ging verbreiden. Onder hen waren veel psychoanalytici van de tweede generatie, die binnen de psychoanalyse een vrijzinnige stroming vormden, gesteund door grote groepen maatschappelijk werkers. Door de vlucht van een aantal psychoanalytici naar de VS, vanwege de gebeurtenissen in de jaren dertig in Duitsland, kwam het centrum van de psychoanalyse in de VS te liggen. Vóór 1942 vluchtten er veertig analytici vanuit Europa naar de Verenigde Staten en tot 1946 kwamen er nog minstens honderdvijftig bij.[1]

Een van de meest bekende specialisten die kort na de Eerste Wereldoorlog in aanraking kwam met psychische trauma’s van veteranen, was de psychoanalyticus Abraham Kardiner. Kardiner was opgeleid als cultureel antropoloog onder Franz Boas (later zou hij met de opvolger van Boas aan de Columbia universiteit Ralph Linton nog een belangrijk antropologisch werk schrijven).[2] Hij had net een half jaar analyse bij Freud achter de rug toen hij van 1922 tot 1925 in het ‘Veterans Hospital no 81’ in de Bronx meer dan duizend patiënten met neurotische klachten zag, waarvan zevenhonderd met wat hij noemde ‘traumatische neurosen’. Van deze groep heeft hij er vijftig maandenlang intensief geholpen en over vierentwintig gevallen gepubliceerd. Hij werd de meest invloedrijke schrijver over oorlogsneurosen van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Kardiner was vooral geïnteresseerd in de menselijke aanpassing aan bijzondere omstandigheden. Het kostte hem moeite zijn opvattingen in te passen in het psychoanalytische gedachtegoed en pas na een carrière in de culturele antropologie zou hij in 1941 zijn grote werk over oorlogstrauma´s schrijven.[3] Hij legde daarin de nadruk op de overweldigende pijn en angst waar de menselijke geest geen antwoord op had: “From a physiological point of view there exists a lowering of the threshold of stimulation, and from the psychological point of view a state of readiness for fright reactions.” Er was geen sprake meer van een normaal ego in de betekenis die Freud hieraan had gegeven. Door de traumatische ervaringen ontstond een nieuw ego, een zwakke afspiegeling van het oorspronkelijke, dat bovendien moest opereren in een omgeving die vijandig was geworden. Kardiner bouwde voort op het werk van Walter Cannon, die met dierexperimenten de reacties van een organisme op gevaar in kaart had gebracht. De reactie van het organisme, gebaseerd op angst voor pijn, bestond uit vluchten of vechten. Wanneer deze angst lang aanhield, omdat vluchten of vechten niet mogelijk was, leidde dit volgens Cannon tot uitputting of zelfs de dood.

Psychoanalytici organiseerden zich in de jaren dertig op meer professionele wijze en vestigden zich in diverse instituten verspreid over het land. Een meer vrijzinnige stroming kwam in botsing met de orthodoxe, waardoor diverse afsplitsingen ontstonden. De conflicten werden versterkt door opvattingen van sommige gevluchte psychoanalytici uit Duitsland, directe bemoeienissen van Freud, de populaire cultus van de psychoanalyse onder het geletterde publiek, gestimuleerd door vrijzinnige psychoanalytici als Karl Menninger en de behoefte medische erkenning te verkrijgen. De Eerste Wereldoorlog speelde de meer vrijzinnige stroming in de kaart, die meer nadruk legde op omgevingsstress. Abraham Kardiner en later in de Tweede Wereldoorlog Roy Grinker behoorden tot deze stroming. Zij genoten veel aanzien. Ze waren beiden nog korte tijd in analyse geweest bij Freud, waar vooral Grinker zeer over te spreken was. Grinker werd gesteund door zijn invloedrijke en weinig orthodoxe leermeester en leeranalyticus, de gevluchte Hongaar Franz Alexander, die de eerste leerstoel bekleedde in de psychoanalyse aan de universiteit van Chicago.[4]

Niet alleen de psychoanalyse, maar ook de psychologie maakte in het Interbellum een belangrijke ontwikkeling door. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had zij haar praktische nut in de vorm van psychologische testen bewezen. Na de oorlog zou het vakgebied zich sterk uitbreiden, waarbij een tegenstelling ontstond tussen de gevestigde experimentele psychologie en diverse nieuwe toepassingsgebieden. De American Psychological Association groeide van 393 leden in 1920 naar 2739 leden in 1940.[5] De experimentele psychologen probeerden zich te beschermen door de toegang tot het volwaardige lidmaatschap te bemoeilijken en in 1937 werd mede hierom een aparte vereniging voor toegepaste psychologie opgericht (AAAP). In mei 1939 kwamen de psychologen Yerkes, Bingham en Scott, die werkzaam waren geweest in de Eerste Wereldoorlog, bij elkaar om contact te zoeken met het leger. Er werd een Emergency Committee opgericht en op initiatief van Yerkes profileerden zij zich niet alleen als testpsychologen, maar als ‘human engineers’ om zo een plaats te verwerven naast technici en natuurwetenschappers. Binnen hetEmergency Committee kwam veel uitwisseling tot stand tussen verschillende stromingen, dankzij de selectie van Yerkes die mensen als Edwin Boring (de belangrijkste vertegenwoordiger van de experimentele psychologie) en Carl Rogers uitkoos, evenals vertegenwoordigers van de belangrijkste universiteiten en sleutelfiguren uit de APA en de AAAP. Een tamelijk nieuwe richting, de sociale psychologie, onder leiding van Gordon Allport, hoogleraar in Harvard en president van de APA in 1939, concentreerde zich op het moreel van de bevolking, sociale cohesie en leiderschapstraining. Allport richtte een subcommissie op binnen hetEmergency Committee.[6] Er werd tijdens de oorlog een Nationale Conventie in New York georganiseerd die de lijnen uitzette voor de naoorlogse professionele expansie.

 

 

[1] Velen zouden zich vestigen in centra als de Menninger kliniek in Topeka, Kansas, Chestnut Lodge in Rockville, Maryland, Sheppard-Pratt in Baltimore, Maryland en Saint Elisabeths in Washington DC. Friedman (1990), 110 -111.

[2] Het werk is The Individual and His Society: the psychodynamics of primitive social organization  uit 1939.

[3] Kardiner (1941), 95.

[4] Shephard (2000), 150: Young  (1995), 89, 90.

[5] Hale (1995), hoofdstuk 7.

[6] Hiervan maakten Walter Bingham, Hadley Cantril, Leonard Doob en Kurt Lewin deel uit.

 

  • Friedman, L. (1990)  The Family & the Clinic, New York, Knopf.
  • Kardiner, A. (1941) The traumatic neuroses of war, New York, Hoeber.
  • Shephard, B. (2000) A War Of Nerves, London, Jonathan Cape.
  • Young, A. (1995) The Harmony of Illusions, Princeton, Princeton University Press.
  • Hale, N. (1995) The rise and crisis of Psychoanalysis: Freud and the Americans, 1917-1985, New York,  Oxford University Press.